Woord van de Maond maart 2020: voor

Geplaatst op donderdag 5 maart 2020 om 20:53

Dit weekend was zijn vrouw de bril kwijt. Nadat ze hem terug gevonden had, riep hij: “Gi-j mot um goed bi-j de voor holde.” Dit schreef een van onze dialectwerkgroep-leden, toen ik vroeg naar tips voor deze rubriek. Geen los woord, maar een uitdrukking, en wel van duidelijk agrarische snit. Wie de bovenstaande foto goed bekijkt en zich zo mogelijk nog herinnert, hoe het was, kan zich voorstellen dat het niet eenvoudig was om de ploeg bij de voor te houden. De voor (ook wel ‘bouwvoor’ of ‘scheivoor’ genoemd), dat is de snede die de ploeg maakt. Iets ‘goed bi-j de voor holde’ is zo te begrijpen als iets goed onder controle, onder beheer houden. Een Drents woordenboek legt uit dat er nogal wat voorbereiding voor nodig was om de ploeg bij de voor te houden: “Veurdaw begunt te ploegen, wordt de voren oetmeten. Met de pen in het halve gat kuj de diepte van de voor regeln.”

Net zo voor de hand liggen dan ook de andere uitdrukkingen met het woord ‘voor’. Henk Harmsen noteerde in ons woordenboek ‘n Trop Barghse Weurd (Telgen van het WALD nr. 3 uit 1982): "Blie:f vanaovend 'n bietje bi-j de voor veur 't geval da'k ow neudig heb". En "Wat slöp’ie door toch allemaol bi-j de voor?". In het woordenboek Waehls plat (Telgen van het WALD nr. 14 uit 2011) staat het woord bovendien ook voor iets dat je paraat hebt: “Mien vader had völ olde spreukskes bi-j de voor.”
Het is overigens vanwege de concurrentie met het voorzetsel ‘voor’ niet gemakkelijk om te zoeken naar overige vindplaatsen met uitdrukkingen met het zelfstandig naamwoord ‘voor’. Helaas kon ik daardoor het WALD-woordenboek op ecal.nu niet raadplegen.

Dat het woord ‘voor’ een geschiedenis heeft, waarbij we ook nog bij het woord ‘varken’ uitkomen, heeft me verbaasd. Hier het verhaal: Het middelnederduitse ‘vore’, het oudengelse ‘furh’ en oudnoorse ‘for’ wordt via een klankwisseling afgeleid van het latijnse ‘porca’. Dat betekent een bed of richel tussen twee voren. Het daarachterliggende indogermaanse werkwoord betekende ‘perk’ betekent ‘openscheuren, woelen’. Als je je herinnert dat ‘porc’ in het Engels varken betekent, zie je het verband. ‘Porca’ is ook het latijnse woord voor zeug en ‘porcus’ voor beer. Het Twents woordenboek vertelt ons dat ‘voor’ aldaar ook de naam is voor een gecastreerd mannetjesvarken (doorgaans ‘borg’ of ‘barg’ genoemd). Maar ook het woord ‘vorsen’ in de betekenis van ‘onderzoeken’ staat ermee in verband. Het Duitse woord voor ‘voor’ is ‘Furche’. Het woord voor onderzoeker ‘Forscher’! Overigens: ‘Furche’ betekent ook ‘groef, rimpel’. En zo zijn we van de voor weer bij de boer op ons plaatje beland.

>>> Dialectpagina

Tekst: Antoon Berentsen

Deel deze pagina