De Dassenboom

Geplaatst op vrijdag 20 november 2015 om 16:52

Dit verhaal speelt zich af in 's-Heerenberg, Zeddam en Kilder

Het gebeurde, toen Claes Tengnagel landdrost van Bergh was, zo tegen 1430. Zoals u weet, heeft Daemen véél later de z.g. Boetselaersburcht laten bouwen als drostwoning, maar toentertijd verbleef Claes nog op het Montferland. Heer Willern de Rijke betaalde zijn ondergeschikten goed en ook Claes bezat persoonlijk aanzienlijke bezittingen. Het kostbaarste kleinood echter, dat de drost had, was zijn dochter Alijt. Ze was zijn oogappel, de zon van zijn woning. Alijt was opgegroeid tot een schone jonkvrouw, en reeds zag hij de dag naderen, dat een rijke vrijersman zich als toekomstige schoonzoon zou melden.

Deze meende hij eindelijk gevonden te hebben in Willem van de Paidvort, en ook Willem zou gaarne de schone Alijt naar het altaar gevoerd hebben. Wel hield hij van een flinke dronk, ook hanteerde hij de dobbelstenen met veel talent, maar met minder geluk. Wel zag hij er enigszins vreemd uit met zijn engstaande ogen en borstelige wenkbrauwen. Maar hij was van aanzienlijk geslacht en Alijt zou

Er waren er echter meer, die Alijt met genoegen zagen. Onder hen bevond zich ook een eenvoudig boswachter, de zoon van arme, eerlijke ouders. Hij was gespierd en fors van gestalte, geacht om zijn plichtsbesef en arbeidslust bij zijn meerderen en geliefd onder zijn vrienden om zijn grappen en kwinkslagen. Dikwijls kwam hij in het huis van de drost om verslag over zijn bevindingen uit te brengen, want het was soms lang niet veilig in de Berghse bossen.

Eens was het hem gelukt om een berucht struikrover bij de kraag te grijpen, die het de reizigers tussen Zeddam en Beek danig lastig gemaakt had. Een zucht van verlichting ging op, toen de booswicht aan de wipgalg op de Galgenberg het loon voor zijn euveldaden ontving. Iedereen sprak toen over Hermen de boswachter en Heer Willern beloonde zijn knecht vrijgevig.

De heldenverering sloeg ook over op Alijt en zo dikwijls zij de struise jongeman zag met zijn open, opgewekt gelaat en lachende ogen, moèst zij wel een praatje met hem maken. Hoe gaat het? Van bewondering kwam liefde en weldra beloofden zij elkaar eeuwige trouw. Maar de achterdochtige drost koesterde spoedig argwaan en deze argwaan werd zekerheid, toen hij beide verraste. "Nooit, Alijt", sprak hij, nadat Hermen vertrokken was, "nooit geef ik mijn dochter aan een schobbejak, die niet meer bezit dan zijn kleren en de paar daalders, die hij van Heer Willern gekregen heeft. Ja, wanneer hij zo rijk was als Willem van de Paidvort, dan zouden wij de zaak nog eens bekijken. Dacht je, dat ik mijn dochter..." Maar deze was in zwijm gevallen en hoorde het vervolg niet meer.
Wat stond Hermen te doen? Zou hij in krijgsdienst gaan bij de Gelderse hertog? Dan zou hij een klein kansje hebben na jaren met een gevulde buidel weer terug te keren. Als hij terugkeerde, misschien met een versleten lichaam. Mistroostig zwierf hij door de zo welbekende bossen, maar geen lach speelde meer om zijn lippen en het sappige groen van boom en struiken had geen kleur meer.

Op zekere middag, toen hij, moe door de felle hitte, een ogenblik was gaan zitten op een omgevallen stronk dicht bij de Dassenboom en met het hoofd in de handen te peinzen zat, stond plotseling een in het wit geklede dame voor hem en vroeg, wat er toch aan schortte. Aanvankelijk keek Hermen verbaasd op bij het zien van een deftige vrouw in het wildste gedeelte van het bos, maar spoedig legde hij zijn hart op de tong en vertelde zijn ongeluk. "Dat is gemakkelijk te verhelpen", sprak zij en stampte drie keer op de grond. Een holle klank weerklonk en de gedaante was verdwenen.
Wat zou dit kunnen betekenen? Maar toen hij een schop gehaald had en op de aangeduide plek begon te graven, stiet hij al spoedig op een ijzeren kistje. De verroeste hengsels waren in een oogwenk losgerukt en een schat van geel goud en stralende edelstenen flonkerde hem tegen. Groot was zijn vreugde: nu was zijn armoede geen beletsel meer, om Alijt ten huwelijk te vragen.

Was het een wonder, dat reeds dezelfde dag drost Claes zijn toestemming gaf?
Natuurlijk bleef de oorsprong van Hermens rijkdom geen geheim. Velen waren er, die ook de schop ter hand namen om naar nieuwe schatten te zoeken. Het bleek vergeefse moeite. Velen waren er ook, die uren en uren op de omgevallen stam zaten, maar geen Witte Vrouw vertoonde zich aan hun verlangende blikken.
Anders deed Willem. Had de drost niet gezegd, dat Hermen minstens zo rijk moest zijn als hij? Hij kende een oude vrouw in Kilder, die al eerder in verhoor was geweest om haar z.g. hekserij, maar die wegens gebrek aan overtuigend bewijs door Heer Willem, die om zijn zachte aard bekend was, was vrijgesproken. Als ièmand helpen kon, dan was zij het, want nog steeds vertelden de mensen, dat zij het met de duivel hield. Zo reed hij op een avond naar haar hut. Nadat zij allerlei kruiden in een pot met kokend water geworpen had, zodat de nauwe ruimte met een verstikkende damp gevuld was, klonk er een gerommel en zag hij een reusachtige kater voor zich staan met gekromde rug; een grote spijker droeg hij tussen de tanden. "Neem mee", zei het oude wijf, "en als het middernacht is en stikdonker in het bos, sla dan die spijker in de Dassenboom en zie, wat er dan gebeuren zal" Zo gebeurde het. Reeds vroeg had Willem zich naar de Dassenboom begeven en toen de torenklok van Zeddam twaalf slagen liet horen, sloeg hij met forse slag de spijker in de stam. Daar dreunde de grond, een spleet scheen zich in de stam te vormen, waaruit een zacht licht straalde en uit de opening zag hij een witte gedaante naar voren komen, die hem een kistje overhandigde. En weer was het pikdonkere nacht. Strompelend en struikelend, het kistje krampachtig omklemmend, bereikte hij eindelijk Zeddam en het huis van zijn vader "de Paidvort". Maar toen hij op zijn kamer bij een flakkerend kaarslicht het kistje opengewrongen had, schoot er een venijnige adder uit, die hem in de hand beet.

Van die dag af kwijnde Willern weg en toen de klokken van Zeddam luide beierden om het jonge paar, Alijt en Hermen, te begroeten, was dit ook het uur, waarop Willern van de Paidvort ontsliep.

Deel deze pagina