Woord van de Maond april 2020: köts

Geplaatst op zaterdag 4 april 2020 om 16:27

Als we het op dit moment van (corona-)crisis over het recente verleden hebben, lijkt dat ver weg. De tijd dat we nog gezellig samenkwamen, naar ‘t café of naar de carnavalsoptocht gingen. Toch is dat allemaal nog maar kort geleden. Dat brengt ons naar het dialectwoord van deze maand, dat heel toepasselijk zelf ook erg kort is.

In het Berghs woordenboek ’n Trop Barghse Weurd (Telgen van het WALD 3) schrijft Henk Harmsen: 't Is mooi weer, bloots köts met dén hets, toen was 't toch wel slim. Ik heb die zin al eens opgevoerd (zie WvdM augustus 2019). Hij bevat nóg twee prachtige korte woorden die mogelijk ook nog eens aan de beurt komen in deze rubriek.

Köts verwijst dus naar iets dat nog maar kort geleden gebeurd is. Het huidige Nederlands gebruikt daarvoor twee woorden, terwijl het dialect daarvoor slechts één nodig heeft. Het Standaardnederlands kent ook de variant onlangs. Interessant: ‘kort’ en ‘lang’ in woorden die beide naar het verleden verwijzen. De geschiedenis van kort volgend, kom je uiteindelijk bij het Latijnse curtus uit, dat ‘verminkt, onvolledig’ betekent. De wortel daarvan gaat terug op de werkwoorden ‘scheuren, afsnijden’. Het Nederlands heeft het woord al heel snel ontleend, d.w.z. het wordt reeds in de 10e eeuw als kurt vermeld.

Het Duits kent de varianten kürzlich en unlängst. In beide woorden valt de Umlautvorming op. De vergrotende trappen van kurz en lang worden met een Umlaut optimaal, dus in de uitspraak van de klinker, van de basisvorm zonder Umlaut onderscheiden: kürzer – kürzest en länger – längst. Ons dialect gebruikt die Umlaut ook: köt – kötter – kötst, maar hier is ook het basiswoord ermee ‘besmet’. (De klinkerveranderingen treden meestal als onderscheidend element op: als meervoudsvorm boom > beum of bij verkleinwoorden hond > hundje. Echter -zover ik kan nagaan- normaal gesproken niet bij de vergrotende trap: lang – langer – langst.

Wie in de dialectwoordenboeken zoekt, komt al snel op dat woord, waarvan ons woord köts als verkorte variant is afgeleid. Over het hele Nederlandse taalgebied komen vormen met ‘kort’ voor. Het Standaardnederlands kent het in de vorm van kortelings. Maar dat woord wordt als ‘verouderd’ aangemerkt. In de dialecten verschijnen o.m. kotlings , kotliks, kottelings, kotteliks, korteliengs, kortens, köttens, kots en korts. ´(Ik laat hier het derde synoniem laatst - in veel dialecten als lest, letst; in het Duits: letztens - achterwege, omdat ons dialect die variant niet gebruikt.)

We zien bij köts opnieuw dat in het dialect oudere vormen van het Nederlands bewaard blijven. En ook in dit geval in een iets gemakkelijker (noem het economischer, noem het zuiniger) vorm!

>>> Dialectpagina

Tekst: Antoon Berentsen

Deel deze pagina