Woord van de Maond mei 2025: knaok
Geplaatst op vrijdag 2 mei 2025 om 16:53
“Mien doe:n de knäök äöveral wee” lijkt deze vrouw te zeggen. Zo te horen komt ze uit ‘s-Heerenberg. Niet vanwege de knäök, maar vanwege de äö-klank in äöveral, die aover de bulte niet voorkomt. Maar daar gaat het deze maand niet over.
De mooie dagen van deze lente hebben ongetwijfeld niet alleen bij mij tot wat al te wilde sprongen geleid. Dat voel je dan. En dat leidt ook tot bot- en spierklachten. Botten werden in het Nederlands van de Middeleeuwen, het zog. Middelnederlands, ooit knoken genoemd. Zoals hier al zo vaak opgemerkt, worden dergelijke oude woorden in dialecten nogal eens geconserveerd. Het woord komt in alle Germaanse talen voor en heeft familie in woorden als knokkel, knot, knokken, verkneukelen. De woorden met kn- duiden op 'verdikking, verdikt uitsteeksel'. In het Duits verdrong het woord Knochen het oudere Bein, dat ook het Nederlands nog kent. Beenderen zijn immers botten. In het Nederlands heeft het woord bot het oudere knook weggedrukt.
Maar niet, als gezegd, in veel Nederlandse dialecten. Tenminste volgens de dialectwoordenboeken. Knoken komen nog in het Brabants voor (In Nuenen betekent “Hèij higget nie in zunne knoôk” dat hij het absoluut niet van plan is.). En aan ‘t andere einde van het land op Texel en in Wieringen. En van Groningen ( ‘t Is wel n nuver wicht, mor ze het wat dikke knoaken) tot Maastricht (Wee z'n kneuk bewaort, bewaort gein rotte appele) .
In en om de eigen regio zijn ook allerlei adviezen dan wel waarschuwingen te horen die het knokenstelsel betreffen: In Huussen wordt aangeraden om te zörge da’j op de knäök blief mèt ‘t fruusjoppe, want als de drank in de mens is .... In Westervoort wordt ervoor gewaarschuwd dat je je niet veur de knäök moet laten schoppen. Die waarschuwing is ongetwijfeld voor op het voetbalveld. In Wehl staan de botten voor de persoon als van een eigenwiezen knaok gesproken wordt. In het Gendrings woordenboek wordt duidelijk dat knäök een breed begrip is: A’j de knäök niet thuus holdt, krieg i-j ‘n klap op de smoel”. Hier zijn zeker de handen bedoeld. In ons Trop Barghse Weurd gaat het bij volgende verzuchting om de voeten: Ik heb mien de knäök verstoek.
Tenslotte ‘n opmerking over de grammatica van onze eerste en laatste zin: Ons dialect gebruikt hier geen bezittelijk voornaamwoord (zijn voet), maar dezelfde zinsconstructie als het Duits. Het werkwoord wordt hier reflexief (wederkerig): zich de knäök verstoek. In het Duits: Ich habe mir den Fuß verstaucht. En: Mir tun die Knochen überall weh.
Het dialectwoord wee voor pijn komt overigens in Trop Barghse Weurd niet voor. Men zegt hier pien. Maar het grensdialect van Gendringen kent wee wel. Het zou in Bergh ooit zomaar ook gebruikt kunnen zijn.
Tekst: Antoon Berentsen