Woord van de maand mei 2018: hummelig

Geplaatst op zondag 29 april 2018 om 18:32

In april werd de lezingen-serie Liemers Academie, ’n initiatief van ’t ECAL, afgesloten met ’n boeiend verhaal over ’t Liemerse dialect gezien vanuit de andere kant van de grens. Georg Cornelissen is daar als dé dialectoloog van ’t Rijnland en de Nederrijn bekend van boeken als ‘Wie spricht der Niederrhein?’ en van ’n prachtig klein boekje over de in onze regio veel aan te treffen familienaam Jan(s)sen.
Hi-j vertelde dat d’r niet zo veel woorden meer in ’t dialect zijn die niet ook in een of andere vorm in de standaardtaal (Nederlands of Duits) voorkomen. Zo’n uitsluitend in de streektaal voorkomend woord is ‘hummelig’.
Mijn speurtocht naar dit bijwoord levert inderdaad de constatering op dat het vrijwel alleen in de regio Liemers-Nederrijn, het gebied van het zogenoemde Kleverlands (zie wikipedia), nog enigszins voorkomt. Als ‘hummelig’ of ‘hömmeleg’ komt het zowel in de woordenboeken van Bergh, Gendringen, Wehl, Zevenaar, Pannerden voor als in de woordenboeken van Emmerik en Rees.

In alle gevallen betekent het woord hier ‘hulpbehoevend zijn’ en met name ‘minder vlot ter been’ zijn. “Jan wödt hummelig; ’t lopen geet ‘m moeilek af”, vermeldt het woordenboek Waehls Plat. Het vorig jaar verschenen woordenboek Reeser Platt vult aan dat hierbij vooral aan oudere mensen gedacht moet worden (gebrechlich, unbeholfen, kränklich, schlecht drauf, besonders von alten Leuten.)
Als we buiten onze regio gaan kijken wordt deze context geheel losgelaten en kunnen ook boekomslagen of vakantiewoningen ‘hummelig’ zijn. Die laatste, laat een vakantieganger weten, “was erg hummelig en sober, beschadigde deur kapotte koffie zet automaat, losse wastafel” etc. We voelen echter het verband met de bovengenoemde betekenis.

Als we nu vragen, waar het woord vandaan komt, dan zwijgen de naslagwerken. Maar even heen en weer bladerend kom je al snel op variaties als ‘hommel’ en ‘hommelen’. Dat brengt ons bij de hommel en zijn dof geraasch of gedruisch, aldus een woordenboek uit 1875. Het merkwaardige is dat hiervan zowel het nog bestaande woord ‘hummel(tje)’ voor ’n klein kind als ook het in de 18e eeuw nog bekende woord ‘hummeling’ in de betekenis van ‘stumper, stakker’ is afgeleid. Het werkwoord ‘hummen’ betekent ‘brommen, gedempt kuchen’. We zien de hummelige oude hummeling al hummend zijns weegs gaan.
Een andere link is -al verder bladerend- het woord ‘hompelen’. Dat woord is in tegenstelling tot ‘hummelig’ wel te vinden in de elektronische woordenbank van de Nederlandse dialecten en wel in dialectwoordenboeken aan de oostgrens van Nederland. ‘Hompelen’ of ‘hampele’ en ‘hoempele’ betekent hier net als het Duitse ‘humpeln’ – denk ook aan ‘Hampelmann’- zoveel als moeilijk/gebrekkig/kreupel lopen, strompelen.
Als we nu mogen vermoeden dat ons ‘hummelig’ uit de buurt van de bovengenoemde woordgroepen afkomstig is, dan zouden we, net als vaker gebeurt, te maken kunnen hebben met een ouder Nederlands woord dat in de standaardtaal in onbruik geraakt is. In de “Klucht van de stijve Piet” van schrijver Willem Dirckszoon Hooft uit 1682 ontmoeten we zo’n hummelige figuur in Amsterdam. “Hy hompelden, hy strompelden al schuddende voort”.

Net als ‘hommelen’, ‘huppelen’ en ‘hobbelen’ is het een klanknabootsing. We begrijpen het!

Link Berghapedia

>>> Dialectpagina 'Woord van de Maond'

Tekst: Antoon Berentsen

Deel deze pagina