Woord van de Maond juni 2020: spelke en sjenke

Geplaatst op zondag 31 mei 2020 om 17:59

Kinderen doen ’t het meest en hebben er dan ook het meest last van: spelke(n). Je hoort het zelden meer, maar in de dagen van de lockdown als gevolg van de corona-virus schoot het me toch weer te binnen: ‘spelke(n)’. Het woord leek onlosmakelijk verbonden met een ander, bijna gelijkklinkend woord: ‘sjenke(n)’.

Je hoort ze tegenwoordig niet meer. Het verschijnsel zal vast en zeker nog voorkomen, dus zullen er andere, standaard-Nederlandse woorden voor in zwang zijn! Kon ik die woorden uit het verre verleden nog wel uit elkaar houden? Wat beteken(d)en ze nu precies en waar kwamen ze überhaupt vandaan?

Een rondje langs de leden van onze dialectwerkgroep maakte duidelijk dat iedereen ‘spelke’ en ‘sjenke’ met negatieve betekenissen verbindt. Maar dan begint het: Het Berghs woordenboek ’n Trop Barghse Weurd spreekt van ‘spelke(n)’ als (iemand) jaloers maken. Voorbeeldzin: "Zit toch nie:t zo met dat snoep te spelke". Terwijl die voorbeeldzin nog geaccepteerd werd, kon de betekenis ‘iemand jaloers maken’ geen bijval vinden.

Eenzelfde beeld geven de dialectwoordenboeken uit de omgeving. Je hebt ze allemaal nodig om het beeld compleet te maken:

Zo zegge wi-j dah in Die:m:

spelleke: plagend uitdagen, uitdagend pronken

Woorden en weurd uut de grune grensgemeente Gendringen:

spelken: uitdagend de tong uitsteken (tegen iemand): “Dientje had ’n ijsje en liep doormet bi-j de andere kinder te spelken.”

Waehls plat:

spelleken: aandacht trekken (met). “Lieneken zat heeltied te spelleken met eur ni-je schoen.”

Liemers Dialec in Westervoort

spelleke(n): zijn tong uitsteken, “Gi-j mag niet spelleke achter iemands rug”

Zaenderse Praot van A tot Z:

spelleke: grimassen maken (achter iemands rug). “Ik het ’t wel gezie:n, dah gi-j achter mien rug zat te spelleke.”

Dat de Liemerse dialecten deel uitmaken van een groter dialectgebied, het Kleverlands, blijkt maar weer als we het Rheinische Wörterbuch erbij halen. Daar, van Emmerik tot Krefeld, vinden we ‘spälken’ in dezelfde betekenis als aan Nederlandse zijde: “Gesichter, Grimassen schneiden, grinsen, die Zunge herausstrecken, verspotten und dabei hässliche Töne von sich geben”. Voorbeeldzin uit Kleef: “Hej hät min angespälkt.”

Het woord lijkt dus te herleiden tot een gezichtsuitdrukking die als plagerig en uitdagend ervaren kan worden. Waar komt het nu vandaan? Het Rijnlandse woordenboek lijkt naar een antwoord te leiden. Doordat het Duits de weergave van de e-klank ook met een Umlaut kan realiseren, zien we ‘spelke’ als ‘spälke’. De ‘a’ van spalken duikt hier op. Het Nederrijnse ‘spälken’ en dus ons dialectwoord ‘spelken’ stamt van ‘spalken’ af en wel in de betekenis van ‘splijten, splitsen’ ofwel de mond of ogen opensperren. De Hoogduitse vertaling van dat woord ‘spalten’ ligt er qua klank het dichtstbij. Verder terug, bijvoorbeeld naar het Griekse ‘sphalós’ (gespleten hout), blijft het woord in vorm en betekenis nog steeds herkenbaar.

Anders is dat met ‘sjenke(n)’, want het Duits gelijkluidende ‘schenken’ heeft allesbehalve een negatieve lading. We moeten dan ook bij dit woord, dat ‘plagen, treiteren, sarren’ betekent, zoeken in de omgeving van ‘janken’. De varianten met Umlaut (de e-klank) ‘jengelen’ en ‘jennen’ kennen wij nu nog. De synoniemen ‘jenken’ en ‘tjenken’ vinden we in het Middelnederlands Woordenboek. Ons ‘sjenken’ vinden we van Westervoort tot Gendringen. Voorbeeldzinnen als “Schei uut met dat sjenke; laot mekaar met rus” rechtvaardigen de betekenisomschrijving die we in “Zo zegge wi-j dah in Die:m” vinden: ruzieachtig plagen.

Deze exercitie voor de maand juni maakt nog weer eens duidelijk, hoe belangrijk de toegankelijkheid van onze dialectwoordenboeken is. In tegenstelling tot de thematisch georganiseerde WALD-woordenboeken zijn de lokale Telgen van het WALD niet digitaal beschikbaar. Nog niet, want de Liemerse dialectwerkgroepen zijn bezig om die, zover er geen digitale bestanden beschikbaar zijn, in te scannen en zo doorzoekbaar te maken. Dat gebeurt allereerst ten behoeve van opname in de elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND), maar vervolgens kunnen deze bestanden ook op andere wijze weer gebruikt worden door de historische en heemkunde-verenigingen. (Een deel van ons woordenboek ’n Trop Barghse Weurd is overigens al op Berghapedia beschikbaar.)

>>> Dialectpagina

Tekst: Antoon Berentsen

Deel deze pagina