Woord van de Maond juni 2022: greile

Geplaatst op dinsdag 31 mei 2022 om 7:51

In het vijfde jaar van deze rubriek komen steeds meer lezers in actie door een dialectwoord voor te dragen dat ze graag onderzocht willen zien. Zo word ik steeds meer gewezen op woorden die ik zelf nog niet was tegengekomen. Zo ook het woord greile(n). “Pas op met dah greile; dalek val’ie van de stoe:l”, kreeg ik als kind nooit te horen.

Daarmee zijn we al direkt bij de betekenis van dit woord, namelijk schommelen. Je zou in onze streek wellicht een van het Duitse schaukeln afgeleid woord verwacht hebben, maar greile? Een blik in het WALD-woordenboek en in onze Telgen van het WALD leert dat greile(n) ook en vooral voorkomt zonder g, namelijk als reile(n) en ruile(n). In Varsseveld weet men heel precies het verschil tussen ruilen en wiebelen: “Wiebelen is onrusteger as ruilen, umdat 't kortere bewaegingen bunt.” Maar in Stokkum mag het rustig iets uitbundiger: "Óp de kermis mag ik graag ruile", schrijft Henk Harmsen in ’n Trop Barghse Weurd. En het verwondert dan ook niet dat ruil in de betekenis van schommel opduikt in onze streekwoordenboeken, o.a. in die van Westervoort: "In de speultuin achter Diem ginge de blage graag in de ruil". Dat ons dialect bij de grens niet ophoudt blijkt uit de taal van Emmerik en Rees. Daar komt -in een wat andere spelling- Reul voor als schommel. In Rees wordt met het werkwoord ook het schudden van het lachen bedoeld: “Ek koss min well reule!”

De versie zonder g lijkt de sleutel tot het raadsel: reilen kennen we van de uitdrukking het reilen en zeilen. Daarmee wordt zoiets bedoeld als hoe het er ergens aan toe gaat. “Kun jij me vertellen hoe het hier reilt en zeilt?”. Het werkwoord zeilen verwijst naar de scheepvaart, maar reilen? Het antwoord is simpel: In de 16e eeuw kwam de uitdrukking al voor als rijden en zeilen: “Een schip soe alst ryedt ende seylt.” Het rijden van een schip is de beweging die het maakt als het aan een anker ligt. (Interessant in dit verband: Het woordenboek ’n Trop Barghse Weurd verwijst bij greile(n) nog naar het woord spankeren in de betekenis “onrustige bewegingen maken”!) Het werkwoord rijden werd vervolgens, toen het niet alleen meer op schepen, maar ook op gebeurtenissen kon slaan, qua rijm aangepast aan het woord zeilen. Net als bijvoorbeeld in de koppels handel en wandel en wel en wee. Een taalkundige noemde dat ooit ‘rijmzucht’!

De verwantschap met de standaardnederlandse betekenis van het woord ruilen ligt voor de hand. In beide gevallen gaat het om het verwisselen van plaats. De etymologische woordenboeken tenslotte maken duidelijk dat er een rechtstreekse lijn is tussen ons ruilen-reilen-greilen en het Latijnse woord voor wiel rota en voor wieletje rotella. Het Latijnse verkleinwoord werd later in het Oudfrans tot roueler, in het huidige Frans dus rouler. Daar komt ons woord rollen vandaan.

Blijft tenslotte de vraag, hoe de g vóór reilen kwam. Welke zucht zou daaraan ten grondslag hebben gelegen?


Pagina Dialektwerkgroep

Tekst: Antoon Berentsen

Deel deze pagina