Woord van de Maond januari 2020: duk

Geplaatst op donderdag 2 januari 2020 om 16:52

‘Moes’ was mijn Woord van de Maond in januari 2019 (zie hieronder), maar wat was nu het Woord van het Joor 2019? In Nederland kennen we - naar Amerikaans voorbeeld - sinds 2003 diverse Woorden van het Jaar in de standaardtaal. Een bekende uitgever van woordenboeken liet mensen op zijn website stemmen en daaruit kwam in december 2019 zelfs een Engelstalig woord tevoorschijn: ‘boomer’. Het Genootschap Onze Taal liet zijn leden kiezen en kwam met het achtervoegsel ‘-schaamte’, als bijvoorbeeld in ‘vliegschaamte’. Het tijdschrift Onze Taal geeft op zijn website een overzicht van zowel de Nederlandse als ook van een aantal buitenlandse Woorden van het Jaar: onzetaal.nl/...woorden-van-het-jaar

Maar een Dialectwoord van het Jaar? Daarvoor moeten we naar Vlaanderen, waar die in sommige plaatsen worden gekozen. In Nederland wordt af en toe ‘het mooiste dialectwoord’ van een streek verkozen, maar een jaarlijkse nominatie ontbreekt. Mogelijk ligt de reden ervan in het feit dat dialectwoorden vaak niet meer als nieuwe woorden op de taalmarkt verschijnen. Ze verdwijnen eerder dan dat ze ontstaan.

Toch zou ik een lans willen breken voor een Dialectwoord van het Jaar. Het lijkt mij een uitstekende methode, om de streektaal in het zonnetje te zetten. Hét dialectwoord dat bij mij vaak opdook in 2019 is het woord ‘duk’. Ik wil er graag dit jaar mee openen en hoop dat ook mijn lezers het vaak zullen gebruiken, minstens zo vaak als ik het nu in de voorgaande zinnen -in de standaardtaal- al gebruikt heb.

’Duk’ betekent namelijk ‘vaak’. Het is een goed voorbeeld van zowel het feit dat het dialectwoord vaak afwijkt van het standaard-Nederlands, alsook van het feit dat de streektaal vaak oudere varianten van diezelfde standaardtaal conserveert. ‘Duk’ is namelijk simpelweg een verkorte vorm van het Nederlandse ‘dikwijls’. Bovendien lijkt het een typisch Liemers woord te zijn. In de Woordenboeken van de Achterhoekse en Liemerse Dialecten (WALD) komt het ongeveer 75 keer voor. De afkortingen van de plaatsnamen spreken boekdelen: Sil, Gen, Meg, Net, Zed, sHe, Sto, Did, Lob, Pan, Zev, Groes, Dui, Westv, Ang, Wehl, Kep. De onvolprezen Henk Harmsen wist in een van zijn stukken ‘duk’ en het hier precies twee jaar geleden besproken ‘krek’ aan elkaar te koppelen: “Gi-j stemp op een bepaolde kandidaat, um da'j denk, hi-j zal wel dit of dat probere der deur te kriege. Maor at’e dan in de raod kump zeg’e duk krek 't tegegestelde van wat e opstraot zeit.” barghse-praot

De kaart op mijnwoordenboek.nl bevestigt dat ‘duk’ met name in het Kleverlands dialectgebied, dus van de Liemers tot Noord-Limburg voorkomt.

‘Dikwijls’ dus, maar hoe moeten we dat woord begrijpen? Het belangrijkste deel is de kern ‘wijl’. Het dialect laat het weg, maar juist hierin schuilt het element tijd. Denk aan het Engelse ‘while’ (tijdens) en ook aan het Duitse ‘Weile’ (tijdje, poosje). ‘Langweilig’ betekent in het Nederlands ‘saai’: de tijd gaat langzaam. In ‘dikwijls’ herhaalt de tijd zich. Het Middelnederlandse ‘dicke’ of ‘ducke’ betekent dan ook ‘veelvuldig’. Een oud synoniem van ‘dikwijls’ is ‘dikmaals’. In de 17e eeuw werd het woord ook in de vergrotende trap gebruikt. P.C. Hooft schreef in zijn ‘Nederlandsche Historiën’ bijvoorbeeld: “Hij sprak dikwijlser fiere dan smekende taal.”

Laten we het woord dus duk gebruke!

>>> Dialectpagina

Tekst: Antoon Berentsen

Deel deze pagina