Woord van de Maond november 2020: gi-j

Geplaatst op zondag 1 november 2020 om 22:02

In het Standaardnederlands klinkt het heel voornaam, als verouderd en vooral als aanspreekvorm voor God: het woord Gij. In ons dialectgebied is het gi-j de enige en alledaagse aanspreekvorm. Goed om bij dit persoonlijk voornaamwoord in deze rubriek eens stil te staan.

Met het Middelnederlandse ghi is iets geks aan de hand. Het woord was in de periode tussen 1300 en 1500 helemaal niet bedoeld om één persoon aan te spreken. Die aanspreekvorm (in de grammatica heet dit de 2e persoon) was du of ouder nog de vorm thu. We kennen het van de oudste zin in het Nederlands: Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hi enda thu. ('Alle vogels zijn nesten begonnen, behalve ik en jij. Waar wachten wij nu op?') De vorm ghi was de aanspreekvorm voor het meervoud. Het markerecht van Wisch en Silvolde uit 1421, begint met de aanhef: Weet ghy, myne marcgenothen. Nog in de middeleeuwen nam echter het gebruik van ghi voor het enkelvoud toe en dat van du af. Tegen het eind van de 16e eeuw was het ghi de standaard-aanspreekvorm ook voor het enkelvoud. De uitspraak evolueerde onder invloed van het Vlaams en Brabants naar ghij. Het du bleef in het Hoogduits en in verschillende Nederlandse dialecten bewaard. In het dialect in Holland ontwikkelde zich toen de variant jij. Door het economische, politieke en navenant ook culturele gewicht van Holland is het gij steeds verder naar het oosten verdrongen.

Om de enkelvoudsvorm gij te onderscheiden van de meervoudsvorm werd daar het woord lieden aangehangen. Uit gijlieden ontstond uiteindelijk gullie en in Holland navenant jullie. Zo is te verklaren, waarom de meervoudsvorm van ons persoonlijk voornaamwoord gi-j het woord gullie of ook gillie is. Voor het bezittelijk voornaamwoord jullie kent ons dialect het woord ollie, dus de verkorte vorm van ow-lu’j (u-lieden). Het dialect heeft zoals zo vaak oudere taalvormen bewaard en onderscheidt bij de voornaamwoorden gi-j en gillie, ow en ollie, terwijl de standaardtaal met jullie nog maar één variant kent. In twee voorbeeldzinnen klinkt dat zo: Heh gi-j ow gres al gemaejd? en Hemme gillie ollie blage al ’t huus uut?

Over de grens van het gij-gebied zegt de dialectologie dat die vrij stabiel gebleven is. Adriana Hol publiceerde er o.a. in het aan Jan van Heek opgedragen gedenkboek “De Liemers” uit 1953 over. Het bovenstaande kaartje komt uit haar publicatie “De noordgrens van het pronomen Gij” uit 1936. De Oude IJssel-strook is, zoals bekend mag zijn, een onderdeel van de taalgrens tussen het noordelijk Nedersaksisch en het zuidelijke Nederfrankisch en dat blijkt ook hier bij de onderscheiding van vormen met en zonder g. De Nedersaksische vormen zonder de g, b.v. ie of e-j zijn overigens ook heel stabiel. Ze komen al in teksten uit het midden van de 16e eeuw voor, aldus Hol.

Bijzonder aan de aanspreekvormen aan beide zijden van de gi-j -grens is het feit dat er geen speciale beleefdheidsvorm bestaat. Er wordt niet als in de standaardtaal onderscheid gemaakt tussen je en u. Dat ouders met u aangesproken worden, heb ik altijd als bijzonder vreemd en afstandelijk ervaren. Door school en media in combinatie met toenemend dialectverlies is echter het koppel je en u in heel Nederland gewoon geworden.

En dan nog even de spelling. Het woord gi-j bevat een liggend streepje om aan te geven dat de i en de j los van elkaar uitgesproken moeten worden. De WALD-spelling kent diverse hulpmiddelen om de bijzondere klanken van de Liemerse en Achterhoekse dialecten aan te duiden. Naast het liggend streepje binnen in een woord is er de apostrof om twee woorden aan elkaar te plakken. Op die manier kunnen we hi-j (hij) van he’j (heb je) onderscheiden. Bij de boektitel “Wa’j in de Liemus kon belèève” van Zeddammer Theed Köpp (1982) moet dan ook niet de vraag “wat jij”, maar “wah gi-j” gelezen worden.hi-j


Lees verder op de Dialectpagina >>>

Tekst: Antoon Berentsen

Deel deze pagina